- lopen
- {{lopen}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [zich te voet voortbewegen] marcher⇒ aller à pied2 [rennen; blootgesteld worden aan] courir3 [zich verplaatsen; voortbewogen worden] aller4 [stromen] couler5 [in werking zijn] marcher6 [voortduren] continuer⇒ durer7 [zich uitstrekken] s'étendre8 [zich ontwikkelen] marcher⇒ tourner9 [+ onbepaalde wijs][bezig zijn met] être en train (de faire qc.) 〈in verleden tijd te vertalen door imparfait〉♦voorbeelden:1 zijn schoenen stuk lopen • user ses chaussures〈Algemeen Zuid-Nederlands〉 verloren lopen • se perdreover zich laten lopen • tout supporter sans rechignerheen en weer lopen • 〈ijsberen〉 faire les cent pas; 〈bedrijvig zijn〉 aller et venir〈figuurlijk〉 ergens tegenaan lopen • tomber sur qc.achter iemand aan lopen • suivre qn.; 〈figuurlijk〉 courir après qn.het is te ver om te lopen • c'est trop loin pour y aller à piedhet lopen • la marche à pied2 kans lopen op een blessure • courir le risque d'une blessurede atleten liepen zich warm • les athlètes couraient pour s'échaufferhet op een lopen zetten • prendre ses jambes à son couhij liep wat hij kon • il courait à perdre haleinelopen! • courez!3 die auto loopt lekker • cette voiture marche bienhet boek loopt goed • le livre se vend très bienlos lopen • être en libertéhij loopt voor elk wissewasje naar de dokter • il va chez le médecin pour le moindre boboeen rilling liep over haar rug • un frisson courut le long de son dos4 de kraan loopt niet meer • le robinet ne coule plusalles laten lopen • être incontinent〈figuurlijk〉 de zaak begint vol te lopen • ça commence à se remplirhet bloed loopt uit de wond • le sang coule de la blessure5 de motor loopt langzaam • le moteur tourne lentementeen motor die slechts loopt op loodvrije benzine • un moteur qui ne consomme que de l'essence sans plomb6 het eerste tijdperk loopt tot 1100 • la première période va jusqu'en 11007 deze lijnen lopen evenwijdig • ces lignes sont parallèlesde meningen lopen hierover uiteen • à ce propos, les avis sont partagésdeze weg loopt naar Haarlem • cette route conduit à Haarlemdeze registers lopen over een lange periode • ces registres s'étendent sur une longue périodehet gebergte loopt van het oosten naar het westen • la chaîne de montagnes s'étend d'est en ouest8 deze zin loopt niet • cette phrase est boiteusede zaak loopt fout • ça va mal finiralles loopt gesmeerd • tout marche comme sur des rouletteshet moet al heel raar lopen als … • il est peu probable que … 〈+ aanvoegende wijs〉9 hij liep maar te lachen • il ne faisait que rireze liepen uren te wandelen • ils se promenaient des heures entières¶ warm lopen voor • s'échauffer pourdeze schoenen lopen gemakkelijk • ces souliers sont très confortableshet loopt wel los • cela finira par s'arrangerdat is te gek om los te lopen • il y a de l'abusin de duizenden lopen • se chiffrer par millierstegen de zestig lopen • aller sur ses soixante ansII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [deelnemen aan] suivre♦voorbeelden:1 een cursus lopen • suivre un coursIII 〈onpersoonlijk werkwoord〉1 [naderen] approcher (de)♦voorbeelden:1 het loopt tegen zessen • il est près de six heures
Deens-Russisch woordenboek. 2015.